TIPS AND TRICKS VAN EEN ERVARINGSDESKUNDIGE

 

Ik wil niet zeggen dat ik de wijsheid in pacht heb. Maar er zit vaak een groot verschil tussen het advies dat een bijstandsgerechtigde krijgt van gemeente en instanties en de realiteit. Alleen al op het gebied van goedbedoelde adviezen over hoe je met geld moet omgaan, budgetbeheer, hoe voorkom je schulden, enzovoort, gaan mijn haren vaak recht overeind staan. Of men weet niet waar men over praat of de overheid/gemeente is zelf de veroorzaker van financiële problemen.

Vanuit mijn ervaringen heb ik 30 tips op een rijtje gezet. Deze staan in mijn boek. Als de lezer een tip heeft, stuur deze naar info@tegekvoorwoorden.org, dan zet ik ‘m erbij. Mocht ik weer iets tegenkomen in mijn dagelijkse praktijk, zag ik ‘m ook toevoegen. Misschien zit er één tussen waarvan jij denkt: “Daar had ik nooit aan gedacht!” Mocht je in jouw omgeving mensen kennen geef het door. De Bijstand/de Participatiewet is een onbekende, onbegrijpelijke wereld voor velen. Laten we fouten, vaak door onwetendheid, die jij of ik gemaakt hebben vooral met elkaar delen. Dit kan heel veel ellende voorkomen.

  1. Je pinpas is je ‘vijand’. Banken promoten op allerlei manieren hoe makkelijk het is alles via de bankpas te betalen. Te makkelijk betalen. Mijn tip: neem per week of per maand contant op wat je mag besteden aan variabele uitgaven. Iets contact betalen doet meer ‘pijn’ dan pinnen. Is het contante geld op, dan is het op!
  2. Een bekende maar wel een belangrijke: ga nooit boodschappen doen met een lege maag. Automatisch koop je teveel. Wanneer mogelijk laat je (kleine) kinderen thuis. Het is voor beiden niet leuk om steeds nee te moeten horen. Vaak ga je overstag omdat je geen discussie wilt in een winkel.
  3. Aanbiedingen besparen veel geld, maar bedenk wel of je het écht nodig hebt. 3 halen 2 betalen klinkt leuk, maar als de derde in de vuilnisbak terecht, komt heb je er niets aan.
  4. Als je iedere euro moet omdraaien zijn reclamefolders aan de ene kant noodzaak, aan de andere kant een verleiding. Als ik iets in een folder zie wat mij wel leuk lijkt, laat ik de folder een paar dagen op tafel liggen. Meestal koop ik het dan toch maar niet. Dus: bezint voor ge begint.
  5. Ben je ‘alleen op de wereld’, doe dagelijks je boodschappen en loop dan tevens een blokje om. Het maakt sociale contacten en het breekt je dag.
  6. Er zijn producten genoeg die weinig kosten, maar wel de maag vullen. Helaas vaak minder gezond. Een pan macaroni kost weinig. Een zak spekkies voor de kinderen kost bijna niets, goedkoper dan een chocolade verrassingsei. Een kinderhand moet ook gevuld worden.
  7. Kietel jezelf. Als je iets lekker vindt, al is het maar één keer per maand, gewoon doen. Ik vind roomboter (wat ik eigenlijk niet mag) op een sneetje witbrood met suiker of hagelslag of aardbeien heerlijk, dus ja, één per maand een pakje roomboter.
  8. Uiterlijke verzorging. Laat je omgeving niet zien dat je arm bent of in de bijstand zit. Een onverzorgd uiterlijk houdt mensen op afstand. Er leuk en netjes uitzien is ook goed voor je eigenwaarde. En hoeft niet veel te kosten. Zelf zou ik nooit ongeschoren op straat lopen, je weet maar nooit wie je tegenkomt!
  9. Woon in je eigen paleisje. Mensen in de bijstand of die leven in armoede hebben vaak maar een kleine sociale omgeving. Erop uit is te duur. Verenigingsleven is duur. Daarom ben je vaak binnenshuis. Maak het gezellig in huis, planten, bloemetje, muziekje et cetera. Verander je inrichting, zet een stoel op een andere plek, hang een ander schilderij op, leg een ander kleed op je versleten bank. Je kan bij de Kringloop hele leuke dingen kopen, die geen droppie kosten. Leef in jouw paleisje.
  10. Wat eten we vandaag? Bepaal dat zoveel mogelijk in de winkel. Misschien ligt er vlees met 50% korting of is er een aanbieding.
  11. Zorg altijd dat je een achterdeurtje hebt. Probeer altijd geld achter de hand te hebben in een ouwe sok. Liever nog een spaarpot die je kapot moet slaan. Dat is je noodrantsoen. Stel: een kind of je moeder moet met spoed naar het ziekenhuis en je hebt een taxi nodig. Die ‘ouwe sok’ voorkomt stress.
  12. Als de gemeente jou een brief stuurt (een beschikking) en je bent er het totaal niet mee eens, bezwaarschrift schrijven! Bij een beschikking moet je binnen 6 weken reageren met een schriftelijk bezwaar. Deze óf aangetekend versturen óf afgeven aan de balie en vragen om een bewijs van ontvangst. Meestal heeft een gemeente een hekel aan bezwaarschriften. Ze bellen jou normaal waarschijnlijk nooit, maar dan wel. Is het probleem door dit telefoontje opgelost, zullen ze altijd vragen of je je bezwaar wilt intrekken. Dit alleen doen wanneer de oplossing zwart op wit staat. Mondelinge toezeggingen hebben geen waarde. Ben je het er alsnog niet mee eens, je bezwaar handhaven en laat het maar voorkomen bij de Bezwarencommissie.
  13. Iedere gemeente is wettelijk verplicht een onafhankelijke cliëntondersteuner te hebben. Vaak huren ze deze in via een andere organisatie. Deze onafhankelijke cliëntondersteuner is er voor jou (tenminste: zo hoort het te zijn). Vraag aan de gemeente wie dat is en maak een afspraak. Deze cliëntondersteuner behandelt het gehele Sociale Domein, dus WMO-zaken, Jeugdzorg, maar ook Werk & Inkomen. Bedenk wel (niet hardop zeggen) dat een onafhankelijke cliëntondersteuner betaald wordt door de gemeente. Dus, onbedoeld, kan er een belangenverstrengeling zijn.
  14. Blijf altijd vriendelijk en correct. Beter met stroop dan met azijn. Maar als het bloed je onder de nagels wordt gehaald, schriftelijk een klacht indienen. Als jij vindt onheus te worden behandeld of afspraken worden niet nagekomen of de uitvoering is anders dan afgesproken, is dit een reden tot een klacht. Veel gemeenten gebruiken bij misstanden het argument: “O, maar daar hebben we nog nooit een klacht over ontvangen.” Natuurlijk niet, want de meeste mensen zijn bang. Een klacht dient altijd behandeld te worden en op papier gezet. Hier hebben gemeenten een vreselijke hekel aan en zullen er alles aan doen om de klacht van tafel te krijgen. Mijn levensmotto is: ze kunnen over me lopen, maar niet heen en weer.
  15. Je hebt altijd informatieplicht (Google maar eens). Dat betekent dat iets wat met jouw uitkering te maken zou kunnen hebben, je dit altijd moet melden. Ook wanneer men er niet om vraagt. Bijvoorbeeld: je krijgt een teruggave van de Belastingdienst. Meld het maar, want Big Brother is watching you. Ze komen er toch achter en jij krijgt een sanctie door schending van de informatieplicht. Ze weten meer over jou, dan jij over jezelf.
  16. Maak al je financiën verklaarbaar. Bij een controle moet je niet alleen je inkomsten kunnen verklaren, maar ook je (extreme) uitgaven. Stel: je koopt een autootje van € 750,00, de gemeente wil weten waar die € 750,00 vandaan komt. Is je antwoord: “gekregen van…”, dan wordt dat gezien als gift en wordt dus van je uitkering afgehaald.
  17. In principe is alles wat jij via de bank ontvangt inkomen. Ook die € 25,00 die oma maandelijks overmaakt voor haar kleinkind. En ook die € 50,00 die jij hebt gekregen van je broer voor je verjaardag. De ene gemeente gaat hier soepeler mee om dan de andere. Speel het safe, eventuele ‘extraatjes’ moeten (helaas) altijd contant.
  18. Natuurlijk moet je weten wat erin komt en wat eruit gaat. Maar laat je jezelf hierdoor niet gek maken. Jaren en jaren maakte ik maandelijks een Excel-blad, omdat ik diverse inkomsten had. Zeer frustrerend. Ik wist toch al tevoren wat de uitkomst was… negatief. Ik weet hoeveel ik kan besteden en wanneer ik rood sta weet ik hoe dat komt. Inzicht in je financiën moet, maar voorkom slapeloze nachten.
  19. Wanneer, wat. Voor veel mensen bestaat het inkomen uit vele stukjes; uitkering, salaris, toeslagen, alimentatie et cetera. Ik ken een moeder met twee kleine kinderen en zij heeft 8 soorten inkomen per maand en (natuurlijk) op diverse ontvangstdatums. Bepaal voor jezelf, via telebankieren, wat het juiste moment is om te betalen. Bijvoorbeeld: op de 20e komen alle toeslagen binnen, daarvan betaal je A,B,C, op de 28e komt de uitkering binnen, daarvan betaal je D. Alles in de automatische betaling zetten, dan heb je er geen omkijken meer aan.
  20. Toeslagen zijn een voorschot. Controleer regelmatig of jouw ontvangen toeslagen kloppen met jouw inkomen van dat moment. Als je teveel ontvangt, moet je vroeg of laat terugbetalen. Inmiddels is het geld op en jij hebt een schuld.
  21. Voorkom schulden. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Roodstaan is schuld, de wasmachine op afbetaling is schuld, teveel ontvangen toeslagen is schuld, enzovoort. Er zijn maar weinig mensen in Nederland die schuldvrij zijn. Misschien een goede les van de oudere generatie: je kunt niet uitgeven, wat je niet ontvangen hebt!
  22. Mocht je (eindelijk) in de schuldsanering zitten, voorkom te allen tijde nieuwe schulden. Je wordt eruit geflikkerd en het kan wel 6 tot 8 jaar duren voor je weer aan de beurt bent. Met alle ellende van deurwaarders en dergelijke van dien. Een nieuw telefoonabonnement met een ‘gratis’ telefoon is een schuld.
  23. Verleden tijd. In het levenspad probeert iedereen steeds hoger op de berg te komen. De ene komt niet verder dan de voet van de berg, de andere halverwege en sommige bereiken te top. Onderweg word je ingehaald, maar je ziet ook dat er mensen naar beneden lopen en sommige donderen naar beneden. Hoe ouder je wordt, hoe moeilijker de klim. Misschien ben je al een keer boven geweest: goed betaalde baan, mooi huis, auto van de zaak enzovoort. De grootste fout die mensen kunnen maken, is volgens mij teveel blijven ‘hangen’ in vroeger. Vroeger is verleden tijd. Mensen die nu in de bijstand zitten en het altijd ‘goed’ hebben gehad, hebben het vaak moeilijk. Wees blij wanneer jouw leven ups en downs heeft gekend. Zij zijn jouw trapleuning om weer naar boven te klimmen.
  24. Good memories. Ieder mens heeft zijn goede herinneringen. Vaak vind je die in je eigen fotoboeken. Een fotoboek vertelt nooit de waarheid. Achter iedere lach zit misschien ook een traan. Maar af en toe terugkijken wat leuk was, zijn van die vreugdemomentjes.
  25. Ik ben zelf opgevoed met de wijze les ‘Kijk altijd naar mensen die het minder hebben.’ Of de standaarduitspraak van mijn oma, wanneer de kinderen iets te klagen hadden: “En als je dan niet poepen ken?” Voor mij is geluk, ondanks alles, simpel tevreden zijn. Ik weet zeker dat mensen die ondanks al hun rijkdom nooit tevreden zijn, nooit gelukkig zullen zijn.
  26. Wie goed doet goed ontmoet. We leven in een IK-maatschappij, van geld en macht. Honderdduizenden mensen, vooral jongeren, zijn depressief, hebben een burn-out, zitten aan de Prozac. Hoe kan dat nou? Geld zat, kansen genoeg, veel van de wereld kunnen zien, eten/drinken, vrede en ga zo maar door. Een Belgische psycholoog heeft daar, naar mijn idee, een simpele verklaring voor. “We zijn vergeten het gevoel van goed doen.” Simpel. Iemand ergens mee geholpen te hebben, geeft een beter gevoel dan twee weken naar een tropisch eiland, dan het nieuwe bankstel. Het is bewezen dat het goede gevoel bij de aanschaf van een nieuwe auto, nieuw huis, een dure vakantie van korte duur is. Na een paar maanden vinden we het alweer normaal. Iemand die jou om hulp vraagt, geeft een goed gevoel voor langere termijn. Maar… te koop lopen met jouw ‘goedheid’ heeft geen of averechts effect. Kijk maar naar al die filantropische miljardairs. Zodra goed doen jou geen moeite kost, heeft het voor jezelf weinig waarde. Goed doen is van jou en dat hoeft de rest van de wereld niet te weten.
  27. Soort zoekt soort. Vermijd de ‘wereld der rijken’. De rijkdom van anderen kan voor jou confronterend zijn en je in de war brengen. Het is fijn om even uit je dagelijkse sleur en zorgen te zijn. Maar niet te lang. Je moet weer terug. Concentreer je op doelen die met enige inzet bereikbaar zijn, onbereikbare doelen zijn deprimerend. En daar schiet je niets mee op.
  28. Wie het kleine niet eert is het grote niet weerd. Als je weinig hebt, is dit een moeilijk spreekwoord, maar ik denk een grote waarheid. Gelukkig kan ik tijdens een wandeling of fietstochtje genieten van bloemen, bomen, vogeltjes, de natuur. Op het graf van onze ouders staat het volgende gedicht:
    Leer mij, om blij te zijn met ieder vrolijk woord
    Geef mij wat vrolijkheid, van binnen en van buiten
    En leer mij luisteren, tot mijn hart u hoort
    In ’t fluisteren van de wind, in ’t vogelfluiten.
    Leer mij, om blij te zijn met ’t bloeien van een roos.
    Met zoveel mooie, goede herinneringen
    Leer mij gelukkig zijn in ’t werk dat mij koos
    En vul mijn hand met kleine dingen.
  29. Durf te vragen. Een groot probleem in onze maatschappij is: we durven elkaar niet meer om hulp te vragen. Dit kan een instantie zijn, de gemeente, maar ook de buurvrouw. Bedenk wel: onze cultuur is ‘voor wat hoort wat.’ Dat is goed, denk ik. Als jij voor de buurvrouw de heg knipt, mag jij best vragen of zij je broek wil repareren. Het barst in Nederland van de hulporganisaties, betaalde krachten en/of vrijwilligers die jou willen helpen. Maar vraag wel of één persoon de regie wil nemen. Hij/zij is jouw vraagbaak. Anders heb je binnen de kortste keren 15 hulpverleners op de stoep staan. Allemaal goed bedoeld, maar op een bepaald moment weet de linkerhand niet meer wat de rechter doet. Jij wordt gillend gek en van probleem oplossen komt niets terecht.
  30. Even een gewetensprobleempje. Nederland hangt van de vrijwilligers aan elkaar. Zonder vrijwilligers zou ons land niet kunnen functioneren. Wel merk ik steeds meer dat vrijwilligerswerk het verdienmodel van organisaties aan het worden is. De organisatie drijft op vrijwilligers, maar de bestuurder(s) gaan maandelijks met een vet salaris naar huis. Voor mij is dit een gewetensprobleem. Vooral als bijstandsgerechtigden verplicht vrijwilligerswerk moeten doen als tegenprestatie. Vaak zijn het organisaties/bedrijven die hangen aan het subsidie-infuus van de gemeente. Mijn tip: lees het jaarverslag eens van deze vrijwilligersorganisatie. Als er tonnen aan salarissen op de begroting staan en jij krijgt als vrijwilliger nog geen euro vrijwilligersvergoeding, dan……

Dom, ik vergeet mijn belangrijkste tip: NEEM EEN HOND. Ik heb nu ruim 10 jaar Monthy, een Boomer. In eerste instantie toen bedoeld voor mijn zoontje. Het zou voor hem, toen 12 jaar, goed zijn een kameraadje te hebben. Daarnaast heeft Monthy een hoog knuffelgehalte. De praktijk is vaak dat de hond voor de kinderen is, maar vader en/of moeder moeten er voor zorgen.
Nu beide kinderen het huis uit zijn, ben ik steeds blijer met Monthy. Wie laat wie nu uit? Monthy verplicht mij naar buiten te gaan. Ongemerkt maak je contacten, een praatje. Mensen spreken je aan: “Wat een leuk hondje.” Iedereen gaat je de aanschaf van een hond afraden, je familie, de gemeenteambtenaar, noem maar op. Argument: “Een huisdier kost geld.” Dat klopt, maar dat stukje leven in jouw leven is onbetaalbaar. De kosten? Die heb je zelf in de hand. Hoe groter de hond, hoe duurder. Daarbij leven kleine honden langer dan grote. Achteraf heb ik bij de aanschaf van Monthy één foutje gemaakt. Een Boomer moet iedere twee maanden naar de kapper… en dat is een dure liefhebberij. Maar ik zou haar voor geen goud willen missen.
Zit je hierover zwaar in twijfel? Ga naar een asiel, vraag eerlijk over het verleden van de hond, zijn gezondheid en de kosten. Neem alsjeblieft geen probleemhond uit medelijden, want dan heb jij er een probleem bij. Spreek een proeftijd van bijvoorbeeld 2 maanden af. Het asiel zal hier alleen maar blij mee zijn, de bedoeling is dat hun huisdieren in het juiste gezin geplaatst worden.